Mijn persoonlijke ontwikkeling
Je merkbelofte laten invoelen via je merkverhaal. Een voorbeeld.
Peutertijd
Mijn vader en moeder (Marinus Jurg en Lucy Visser) trouwden op 31 mei 1955. Ze kregen een eigen flat in Schiedam, omdat mijn vader bij Itho ging werken. Op 2 februari 1960 overleed hij aan een hersenbloeding tijdens een onderhandeling met Amstel over een door hem ontworpen koelsysteem. Gezond onderhandelen staat daarom nu nog steeds hoog in het vaandel bij mij. Mijn eerste herinnering is dat mijn moeder zei: “Je vader is er niet meer”; en dat ik overal ging zoeken: in de keuken, onder het bed, in de kast, ….; en dat ik op een gegeven moment dit ‘spel’ echt niet leuk meer vond en er ‘bewust’ voor koos om nooit meer te gaan zoeken naar iemand die niet gevonden ‘wilde’ (kon) worden. Pas veel later kreeg ik langzaam door dat het hier geen kwestie was van ‘willen’ maar van ‘kunnen’; en eigenlijk alleen nog maar cognitief. Gevoelsmatig dacht ik nog heel lang dat ik mijn vader kan vinden als ik goed zou zoeken. Ik leerde zo goed onderscheid te maken tussen denken, voelen en willen. Toen mijn vader overleed, was mijn moeder vier maanden zwanger van mijn zusje. Omdat mijn moeder er volledig wilde zijn voor mijn vader op zijn ziekbed, bracht ze mij naar een oom en tante in Den Haag. Ook bij de begrafenis was ik niet aanwezig, waardoor troost ontbrak en ik het verdriet over het afscheid van mijn vader pas veel later goed kon verwerken. Zelf zien, hoe pijnlijk ook, is volgens mij daarom noodzakelijk om een droevige gebeurtenis goed te kunnen verwerken. Mijn moeder vernoemde mijn zusje naar mijn vader: Marina. Zo leerde ik het belang van het koppelen van namen aan ingrijpende gebeurtenissen en het belang van data. Verder herinner ik me uit deze periode dat iedereen zei dat ik als “de man in huis” goed moet zorgen voor mijn moeder en mijn zusje. Zorgzaamheid en verantwoordelijkheid komen dus ook al vroeg binnen bij mij. Ik begrijp dan ook goed dat Freud zo de nadruk legde op het effect van ervaringen in de kindertijd en het belang van de bewustwording daarvan.
Kleutertijd
Op 21 november 1962 hertrouwde mijn moeder met Jurriaan Jurg, een oudere broer van mijn vader die drie maanden daarvoor zijn vrouw had verloren aan kanker. We gingen nu bij hen in Utrecht wonen. Tijdens hun huwelijksreis paste oom Klaas op mij, die mij liet ervaren “wat papa’s met hun kinderen doen, omdat ik dat niet weet”. Wat begon als een gevoel van diep begrip, sloeg daarbij om in dissociatie. Ik ben me daardoor extra bewust geworden van de impact van een empathisch en geloofwaardig verhaal en van het belang daarin van authenticiteit en integriteit. En ook dat mensen in rouw extra bescherming nodig hebben en dat ik het belangrijk vind om bij te dragen aan een veilige wereld en aan het samen gezond verwerken van ‘oneerlijke’ gebeurtenissen.
Mijn drie neven en mijn nicht werden nu mijn stiefbroers en -zuster. Aangezien alle broers van mijn vader hun oudste zoon Wim hadden genoemd, werd ik van de-sterke-man-in-huis nu kleine-Wim. Aan de ene kant was ik blij dat ik werd bevrijd van mijn zorgplicht, maar om er nu ineens helemaal niet meer toe te doen … en zelfs te ervaren dat mijn nieuwe broers mij liever kwijt dan rijk waren …. Ik leer dus al vroeg dat rollen tijdelijk kunnen zijn en dat andere omstandigheden om ander gedrag vragen. Mijn grote ‘houvast’ was mijn zusje Marina die drie jaar jonger was. En dat is ze eigenlijk tot op de dag van vandaag.
Basisschool
In mei 1963 verhuisden we naar Voorthuizen. Op 22 december 1963 werd mijn halfbroer geboren als teken van een verbond dat zijn ouders wel zagen zitten, maar waar geen van de ‘echte’ kinderen blij mee was. Omdat mijn (nieuwe) ‘vader’ dezelfde achternaam had als ik en Grote-Wim niet mee verhuisde, viel het niemand op dat hij niet mijn vader was. Ik leek nu ‘hetzelfde’ als anderen; alles was nu weer ‘normaal’. Soms zijn dingen dus niet wat ze lijken. Ondertussen had ik daarbij het gevoel dat ik mijn echte vader verloochende in een wereld van mooie plaatjes. In mijn geheime foto in de lade van mijn nachtkastje is hij echter de stoere en grote aanvoerder en stopperspil van het voetbalteam. Voetballen was (dan) ook mijn grote passie en Johan Cruyff mijn grote levende held, met wie ik (onbewust) het drama van de vroeg overleden vader deelde. Helaas kwam mijn vader niet terug om samen met mij te voetballen met de sterren van weleer, zoals in de film In Oranje. Soms zie je dingen dus pas as je ze doorhebt. In 1968 miste ik de finale van het provinciale schoolvoetbaltoernooi, omdat ik naar het ziekenhuis moest voor mijn neus. Ik snufte nogal omdat ik niet goed kon ademhalen en snuiten. Toen ik bijkwam van de operatie, bleek de KNO-arts mijn hele neusbot tot aan de basis te hebben verwijderd onder het motto: “Als je volwassen bent. krijg je wel een kunstneus”. Sindsdien waren neus-spreekwoorden traumatisch. Gezegden kunnen dus voor mensen heel verschillend aanvoelen.
Middelbare school
Omdat ik goed kon leren, ging ik naar het gymnasium in Ede. Ik herinner me nog goed hoe stoer ik het vond om dit tegen anderen te vertellen. Ego noemt mijn bedrijfstherapeut Marten Disberg dit nu. Als iemand dacht een ‘leuke’ opmerking te moeten maken over mijn neus dan zei ik iets als “Ik heb een boksersneus, omdat ik op de lagere school bokskampioen was”. Ook verzonnen verhalen kunnen dus goed helpen om dit soort ‘grapjes’ in te dammen. In het tweede jaar overleed mijn tweede ‘vader’. Tot mijn eigen verbazing haalde ik een ‘1’ voor de Engelse toets de volgende dag, terwijl ik dacht dit ik ‘gewoon’ goed te hebben geleerd. Sommige gebeurtenissen hebben dus veel meer invloed dan mensen zich realiseren. Bij de begrafenis was ik verbaasd dat sommige condoleanties een enorm gevoel opriepen van begrepen worden; sommige reacties riepen zelfs ‘afkeer’ bij me op, omdat ze niet ‘echt’ voelden en ik hun eigen verdriet over mij uitgestort voelde. Authenticiteit kun je dus voelen.`Ik noem dit nu fysieke validiteit. Heel vervreemdend en fijn tegelijk was voor mij dat mijn ‘tweede vader’ bij zijn eerste vrouw wordt begraven; in ieder geval een zichtbare erkenning dat hij niet mijn vader was. Dit maakt me het belang duidelijk van een goede afronding (closure). Naast het lezen van sprookjes, die voor mij inspirerend en hoopvol eindigden met “en ze leefden nog lang en gelukkig”, was mijn favoriete onderwerp in de Trouw op de middelbare school – naast sport – de achterpagina over Nutteloze kennis: kennis die geen invloed op mijn dagelijks bestaan had. Mijn grote hobby werd het aanpassen en ontwikkelen van spelregels bij spelletjes: naast dammen en schaken, en een batterij aan eigen spelletjes, met als hoogtepunt mijn bijdrage in 1968 en 1969 aan de ontwikkeling van Space Race onder leiding van Gert-Jan van Elten, de ondernemende vader van een vriend van me. Het lukt hem echter niet dit goede spel zelf te verkopen ondanks het ultieme moment van de eerste stap op de maan in 1969. Iets goed in de markt zetten is dus niet alleen een kwestie van een goed product op een goed moment door een goede marketeer. Het gaat er kennelijk ook om je positie te (h)erkennen in het marktsysteem.
Studie (1975-1982)
Ik ging studeren, omdat ik genoot van niet-direct toepasbare kennis. Ik koos econometrie vanwege haar motto meten is weten. In het begin was het wennen, want ik bleek bij een groep bollebozen terecht te zijn gekomen. Waar ik op de lagere school altijd vooraan zat omdat ik de beste was en we van slimste af aan in de klas zaten, haalde ik nu als 21e en laatste mijn propedeuse van de 66. Dat was echt wennen voor me. De econometrische voorspelling van professor Rijken Van Olst bij de introductie “Kijk links, kijk rechts, slechts één van jullie drie zie ik volgens jaar weer” klopte kwantitatief goed. Kwalitatief haperde er nog wel wat aan merkte ik aan het einde van het jaar, want ‘toevallig’ kwam ik in een subgroep terecht van zeven waarvan zes de propedeuse haalden. Dus statistiek klopt alleen op een hoog aggregatieniveau. Gelukkig kon ik wel het beste voetballen van iedereen, ontdekte ik al gauw. ‘Dus’ organiseerde ik jaarlijks een voetbalwedstrijd van de studenten tegen de staf. Altijd en overal is wel iets te vinden waarin je kunt bijdrage aan het geheel. Om me meer te ontwikkelen in de ‘menselijke maat’, ging ik na mijn kandidaats econometrie er psychologie bij doen. Ik volgde daar alle soorten groepstherapieën uit het doctoraal programma en ervaarde vele mogelijkheden om (mijn) diep verdriet goed te verwerken en het belang om zelf verantwoordelijkheid te nemen (voor wat ik nodig had). Ik ontdek dat er moed voor nodig is om de regie van je eigen leven in handen te nemen en dat eenzaamheid ontstaat door niet te spreken over je schaduwzijde. Ik leer dat het leven tegelijk “verrukkelijk en verschrikkelijk” is, dat lichaam en geest een fenomenologisch geheel zijn en hoe heerlijk (Rogeriaanse) empathie is. Wat me ook is bijgebleven, is het dat beide studies een compleet andere cultuur hadden: waar de persoon van de prof en de medestudent er bij econometrie totaal niet toe deden en je na zeven jaar maar van een klein groepje de achternaam wist, gingen er bij psychologie in een serie van zes bijeenkomsten twee over kennismaken en twee over evalueren en afscheid nemen en ging maar eenderde van de tijd naar de inhoud. Een verschil in achtergond is dus niet alleen een kwestie van andere dingen weten, maar ook van zaken compleet anders benaderen.
Voetbalcoach (1977-1993)
Inmiddels ben ik niet meer van de nutteloze kennis, maar wil ik wat doen met de dingen die ik leerde. Dat doe ik bijvoorbeeld in mijn ‘bijbaan’ als voetbaltrainer en -coach bij Astrea; in het begin alleen van de jeugd, maart daarna ook van de vrouwen en tot slot ook van de mannen. Zo eer ik mijn vader met dingen doen die ik leuk vind. Ik volg daartoe ook de KNVB-opleidingen Jeugdkader, Scheidsrechter en Oefenmeester III, waarbij ik bij de laatste afstudeer op de psychologische verschillen tussen de rollen van keepers, verdedigers, middenvelders en aanvallers. De eerste keer dat ik de opstelling bij de vrouwen op het bord tekende, stonden vier vrouwen aan de ‘verkeerde’ kant in het veld. Daarom stel ik ze vervolgens voor de wedstrijd op in de kleedkamer. We ontdekken zo samen dat we door de non-verbale reacties direct kunnen voelen hoe het team optimaal kan samenwerken. Een goede relatie operationaliseren we daarbij als een situatie waarbij de afstand tussen de onderlinge hoofden kleiner is dan tussen de onderlinge voeten. Zo kunnen we ter plekke de opstelling en de onderlinge afspraken psycho-logisch optimaliseren: des te beter de onderlinge verhoudingen des te vrijer de taakverdeling. Maar ook omgekeerd: een mindere relatie betekent bijvoorbeeld dat de een linksbuiten wordt en de ander rechtsback. De kwaliteit van de onderlinge relaties volgen we daarbij in de wedstrijden door wissels bij te laten houden wie naar wie speelt en wie scoort uit een assist van wie. Mijn succes als voetbalcoach operationaliseer ik zelf ondertussen stiekem voor mezelf via de plaats op de ranglijst: in vijftien seizoenen als coach werd mijn team tien keer kampioen.
Koninklijke Marine (1983-1984)
Toen mijn studietijd er na zeven jaar opzat in 1982, moest ik in dienst. Op basis van mijn econometrie-opleiding, werd ik via een teamgenoot van mijn zaalvoetbalteam gevraagd als kwantitatief planner voor de Directie Personeel van de Koninklijke Marine. De Koninklijke Marine heeft me daarbij zo goed gesocialiseerd door de nadruk te leggen op hoe eervol het was om bij de Marine te mogen dienen, dat ik daarop nu nog steeds supertrots ben. Mijn hoogtepunt was een opdracht voor het ontwikkelen van een econometrisch model, waaruit bleek dat het te duur was om het Leeftijd Ontslag Militairen te verhogen van 50 naar 55 jaar bij de KM. In mijn zevende versie lukte dit door ‘iedereen’ in deze laatste vijf jaren te bevorderen, waardoor de som van de pensioenuitkeringen veel hoger werd; ook hielp het als ik iedereen beduidend langer liet leven. Tot mijn trots (en verbijstering) hielden de zes Tweede Kamer-specialisten in hun bespreking van dit onderwerp dit (zevende) model voor een feit onder het mom van “Cijfers liegen niet”. Cijfers zijn dus heel wat minder eenduidig dan de meeste mensen zich realiseren. Mijn bijdrage aan deze Tweede-Kamer-beslissing voelde echter uiteindelijk niet authentiek en integer, dus toen ik werd gevraagd bij Intersport om toe te werken naar een eigen winkel in Haren, leek me dit een mooie nieuwe stap. Mijn vermogen om nieuwe mogelijkheden te zien kwam me hier goed van pas.
Intersport (1984-1985)
De Intersport-winkel in Groningen had in die tijd net een digitaal databasesysteem aangeschaft, waarbij tot mijn verwondering vervolgens bleek dat niemand de vele cijfers statistisch kon analyseren en interpreteren. Ik vond dit helemaal geweldig! Voorbeelden waren het effect van kortingspercentages bij opruiming in combinatie met psychologische prijsdrempels en externe factoren als het weer, vakanties en de ontvangsten van de kinderbijslag. Psychologisch verbaasde ik me hier ook praktisch weer over het effect van cijfers: zo ontdekte ik dat ik ‘geen’ schoenen aan vrouwen verkoop als ik zei dat maat 6 overeenkwam met maat 40, maar dat ik ze ‘niet aan kan slepen’ als ik zei dat maat 6 hetzelfde was als maat 39 (afgerond op helen naar beneden) of dat ik een half maatje groter zou ophalen dan maat 39. Uiteindelijk bleef echter de huidige franchisenemer in Haren toch. Toen ik vervolgens werd gevraagd een nieuwe driejarige commerciële opleiding van de Mode en Kleding Afdeling van het MDGO in Groningen vorm te komen geven, leek me dit weer een mooie nieuwe uitdaging om me zelf op een nieuwe manier te ontwikkelen.
MDGO Mode en Kleding (1985-1989)
Ik doceerde hier niet alleen marketing, maar ook bedrijfseconomie en recht wat mijn ook eigen kennis weer heerlijk verrijkte. Hoogtepunt was de systematische 1A4-beschrijving van merkformules van alle modemerken in de stad Groningen en omgeving, waardoor we samen leerden bondig de kern van een merk te (laten) zien. Qua marktonderzoek is me vooral bijgebleven dat dezelfde mondelinge enquêtes volledig omgekeerde resultaten gaven als de leerlingen gekleed gingen als punker of als kakker; over welk onderwerp het ook ging. Kennelijk is de interviewer veel belangrijker dan de onderzoekswereld wil weten. Toen na drie jaar alle acht commerciële studenten slaagden en het jaar daarop veertien van de zestien bij een landelijk gemiddelde van 15% c.q. 20% en ik dezelfde grapjes ging maken, had ik behoefte aan een nieuwe uitdaging. Mijn stiefbroer Jurriaan was in 1984 James Telesuper begonnen, maar had na vier jaar nog geen idee waarin zijn klanten nu precies verschilden van mensen die niet via computers hun boodschappen bestelden. Wel had hij een enorme hoeveelheid data en vroeg hij me of ik deze statistisch wilde analyseren. Tot mijn verbazing bleek inderdaad geen enkel gevraagd verschil significant. De enige significante variabele bleek het wel/ niet aanwezig zijn van een plaatje van het product; de variabele die ik op eigen initiatief had opgenomen in mijn regressieanalyse. En die verklaarde nota bene 80%! Altijd goed dus om zelf mee te denken met de klant dus. Ze waren bij Ahold zo te spreken over mijn analyse, dat ze me vroegen om soortgelijke analysen te gaan doen in de VS onder voorwaarde dat ik zelf mijn visum regelde. Dat leek me wel wat, dus zegde ik mijn baan op bij het MDGO en ging ik aan de slag om mijn visum te regelen.
Jurg & Jurg (1989-2007)
Het bleek echter dat het verkrijgen van een visum binnen de Amerikaanse bureaucratie niet mijn specialiteit was. Toen ik ‘tussendoor’ door diverse organisaties werd gevraagd om merkonderzoek en -introducties uit te voeren waaronder Tempo Team, Dienst OCSW van de Gemeente Groningen en Heydi Nederland, kwam ik automatisch terecht in de rol van kleine zelfstandige. Maar alleen was ook maar alleen, dus deed ik het formeel samen met mijn halfbroer. Jurg & Jurg deed het daarbij uitstekend als merknaam, omdat ze sterk positief bleek te resoneren op Kuifjes Janssen en Janssen. Op den duur paste echter noch de naam noch de half-broederlijke samenwerking goed bij wie wij waren. Bovendien werd mijn eigenwijsheid en ‘zoektocht naar waarheid’ niet door alle klanten gewaardeerd. Ik vond dat het tijd was om mijn lot in eigen handen te nemen en te gaan voor mijn eigen bewuste droombaan.
Open Universiteit (1990-2016)
Ik zag een advertentie voor de Open Universiteit in Leeuwarden met als slagzin eigenwijs studeren en besloot te solliciteren. Eigen-wijs was natuutlijk helemaal mij ding! En Leeuwarden associeerde met mijn opa, die mijn grootste fan was. Vanaf dat ik me kan herinneren. Maar heel zichtbaar werd het voor me toen hij met grote letters “student” bij mijn naam had staan op de dagelijks zichtbare verjaardagskalender en de hele buurt werd uitgenodigd om een foto te komen maken toen ik voor het eerst in mijn Marine-uniform bij hem was. Toen ik thuiskwam van het sollicitatiegesprek, was op mijn antwoordapparaat ingesproken dat ik de ideale kandidaat voor hen was: zoveel slagkracht gecombineerd met zoveel inzicht 🙂 was natuurlijk helemaal passend bij mijn idealiteit! In de periode van 1990 tot 2015 werkte ik met bijzonder veel genoegen als universitair docent. Elke paar jaar gaf ik wel weer een nieuwe cursus aan nieuwe studenten, waardoor ik me zelf breed kon ontwikkelen: methodologie, projectmanagement, marktonderzoek, marketingplanning, management game, internationale marketing, veranderkunde, etc. Vanuit het ‘eigenwijs studeren’ gaf ik studenten daarbij alle ruimte om de gegeven opdrachten zodanig te interpreteren, dat ze aansloten bij hun werk en hun persoonlijke (on)bewuste kennis. Zo ontstonden prachtige inzichten in praktijkvraagstukken op basis van wetenschappelijke theorie; zowel voor de studenten als voor mij. Tussen 2005 en 2015 werd ik het meest genoemd door studenten als ‘inspirerende docent’ tijdens hun opleiding bij hun slotevaluaties. De waardering van deze ‘eigenwijze’ studenten was daarbij ook een geweldige inspiratiebron voor me. In 2013 liet de Open Universiteit echter het ‘eigenwijs studeren’ los en koos ze voor een nieuwe strategie van standaardisatie en inperking. Deze keuze liet weinig ruimte voor kennisontwikkeling vanuit de (on)bewuste kennis van studenten en een goed leerproces. Mijn passie om een bijdrage te leveren aan de persoonlijke en bedrijfsmatige ontwikkeling kwam daarmee zo onder druk te staan, dat ik besloot mijn energie in de nieuwe richting aan te wenden die zich de afgelopen tien jaar had ontvouwd dankzij de Open Universiteit.
Promotieonderzoek
In 2000 had het bestuur van de Open Universiteit namelijk besloten om niet-gepromoveerde medewerkers de mogelijkheid te bieden om gedeeltelijk in werktijd te promoveren. Als eerste onderwerp dacht ik aan de privatisering van de ziekenfondsen, de Gasunie en de NS. Maar – achteraf gelukkig – zei Hans Doorewaard, mijn eerste promotor van de Radboud Universiteit Nijmegen “Denk je nu echt dat Nederland zit te wachten op jouw mening hierover? Heb je niet iets dat je persoonlijk boeit?” Ik had zojuist via mijn halfbroer met een methodiek kennis gemaakt om mensen bewust te maken van hun onbewuste kennis: ‘systeemopstelling’ of ‘familiepositionering’ zoals deze methodiek oorspronkelijk heet. Bovendien sloot de methodiek ook nog eens precies aan bij mijn ervaringen als voetbalcoach. Ik zag direct de toepassing op merkvraagstukken voor me: 99% van de binnenkomende informatie verwerken we onbewust en dat geldt ook voor merkmanagers. Volgens mijn promotor was dit het ideale promotieonderwerp: het toepassen van een bestaande methodiek in een ander vakgebied. De Nederlandse specialist in het begeleiden van systeemopstellingen voor organisaties, Jan Jacob Stam, bleek vervolgens van harte bereid om deze merkopstellingen uit te voeren in het kader van mijn promotieonderzoek. Vervolgens ‘adviseerde’ de visitatiecommissie bij haar onderzoek naar de Open Universiteit in 2002 om studenten meer te betrekken bij het promotieonderzoek. Daarom vroeg decaan Herman van de Bosch aan me om scriptie-studenten bij mijn promotieonderzoek te betrekken. In de periode tot 2015 studeerden ruim veertig studenten af op deze methodiek, wat tot veel nieuwe inzichten in deze methodiek heeft geleid. Deze nieuwe inzichten zorgden wel voor wat vertraging in de afronding van mijn promotieonderzoek, maar in 2010 rondde ik het af naar grote tevredenheid van alle betrokkenen.
Merkopstelling
Praktisch unaniem gaven alle merkverantwoordelijken die deelnemen aan het onderzoek aan dat de methodiek zeer behulpzaam was bij het doordenken van merkbeslissingen en dat de methode hen bewust had gemaakt van (vooraf) onvoorziene effecten van merkbeslissingen op de relaties tussen de diverse interne en externe merkelementen. Ook voor mij persoonlijk boden de experimenten met de methodiek bijzondere ervaringen, zoals een opstelling over mijn affiniteit met Miele. In deze merkopstelling ervoer ik hoe dit wasmachine-merk voor mij verbonden was met de merkbeloften Gaat een leven lang mee en Er is geen betere: er was geen betere vader voor mij, al had hij langer moeten leven. Ik volgde de opleiding ‘systeemopstellingen’ en meerdere seminars van alle Duitse prominenten van deze methode zoals Bert Hellinger, Gunthard Weber, Hunter Beaumont, Albrecht Mahr, Jakob Schneider, Matthias Varga von Kibed, Michael Blumenstein, Marianne Franke, Ursula Franke, Franz Ruppert en Stephan Hausner. In 2007 richt ik The Constellation Company op: de onderneming voor wetenschappelijk verantwoorde opstellingen. Ik was zo enthousiast over de methodiek, dat ik naast merkopstellingen veel te veel varianten ontwikkelde waardoor ik mijn focus verloor: naast de hoofdvariant merkopstellingen bijvoorbeeld begroting-, geluk-, innovatie-, project-, scriptie-, studie- en teamopstellingen.
Wim Jurg Merkontwikkeling
De ontwikkelingen bij de Open Universiteit en The Constellation Company maakten dat ik terugging naar mijn kern en kwam tot Wim Jurg Merkontwikkeling: gericht op goede beslissingen door managers van Nederlandse merken. Zo verbind ik nu mijn praktische en theoretische kennis van Nederlandse merken met mijn opleidingen econometrie en psychologie en mijn affiniteit met meer mogelijk maken. Via de integratie van objectieve statistische analyses van ‘big data’ en subjectieve kennis, gevoelens en wensen van ambitieuze managementteams, maak ik nu meetbaar meer mogelijk voor merken van Nederlandse MKB-bedrijven en hun klanten. Mijn affiniteit met meer mogelijk maken heb ik ontdekt in de opvoeding van de twee kinderen samen met Hanna ten Zijthoff, Daniël (1993) en Jessica (1995). Onze opvoeding was er altijd op gericht om ze bewust te maken van twee of drie opties en ze te stimuleren daar dan zelf een keuze uit te maken.Op 21 februari 2020 heb ik afscheid genomen van mijn boksverhaal door het herstel van mijn neus; geen kunstneus maar een mooie rechte van een echt bot uit mijn eigen rib met grote dank aan de KNO-arts uit Leeuwarden: Van den Berge. De update van mijn neus staat voor mij symbool voor het omzetten van trauma’s in competenties: van crisis naar kans. Alle neus-spreekwoorden kunnen nu weer worden gebruikt in mijn nabijheid! De foto bij deze update van mijn levensverhaal is dan ook met de nieuwe neus en … compleet met een modern baardje!
Naar het hoger onderwijs
Het onderwijs blijft (aan mij) trekken. Van 2016 tot 2019 was ik betrokken bij de ontwikkeling van de EURIB-opleiding tot Master of Arts in Brand, Design en Reputation Management. Een mooi hoogtepunt is de publicatie van een PW-artikel over het afstudeeronderzoek Goed werkgeverschap voor 50 tinten grijs werkt door met Stephan Vollenbroek. In 2019 werd deze academische opleiding omgezet in een professionele, waar ik verder helaas niet bij betrokken was. Maar gelukkig biedt het leven altijd veel opties. Inmiddels droeg ik vanaf 2017 ook bij aan de ontwikkeling van een nieuwe opleiding bij Aeres om (v)mbo-leraren om te scholen tot D&P-docent, wat mij betreft een fantastische kans voor (v)mbo-leerlingen om zich breed te ontwikkelen: van events kunnen organiseren, zelf te technieken kunnen doen, het eten kunnen verzorgen, tot de events online en offline promoten. Mooie herinneringen blijven de artikelen die de docenten in opleiding publiceren om D&P (meer) op de kaart te zetten. In de jaargang 2019-2020 werk ik als CHE-onderzoeksdocent naar het effect van speltherapie om kinderen te ondersteunen in het verwerken van traumatische gebeurtenissen. Fantastisch gezien mijn eigen kindertijd. Ik heb me echter van tevoren niet voldoende verdiept in de naar-standaardisatie-strevende-onderzoeksaanpak, die niet bij mij past. Van augustus 2022 tot augustus 2024 heb ik vervolgens bijgedragen aan het ontwikkelen van het merkdenken binnen de Design Based Education bij de Hotelschool in Leeuwarden. Branding en Design Thinking zijn helemaal mijn ding. Ik sluit deze periode af het het behalen van mijn Basis Kwalificatie Examinering, samen met Ron Hekman over het belang van marketingopdracht in plaats van een zelfstudiecursus.
En nu …
Vanaf nu ligt de focus volledig op het verder ontwikkelen van de Merkopstelling. Er gaat voor mij nu niets meer boven de Merkopstelling!
Je merkcompetenties ontwikkelen?
06 107 44 198 / merkontwikkeling@wimjurg.nl
Brand slim met Wim
Mobiel: 06 107 44 198
Mail: merkontwikkeling@wimjurg.nl
Producten
Diensten
Klanten
Partners
Blogs
Over
Brand slim met Wim
Mobiel: 06 107 44 198
Mail: merkontwikkeling@wimjurg.nl
Producten
Diensten
Klanten
Partners
Blogs
Over